Methode

Bij de MMaM’ers methode geeft de metafoor van het groeien van een boom een mooi passend beeld:

‘Uit een kastanje groeit een kastanjeboom. Uit een appelpitje groeit een appelboom. Alles wat die boom nodig heeft om zichzelf te worden ligt al in dat zaad, in die kastanje of dat appelpitje besloten. Wat verder nog nodig is, is een vruchtbare bodem en voldoende water en zonlicht. De boom zorgt eerst voor voldoende wortels (stabiele basis) voordat hij weer een stukje de hoogte in groeit of een tak erbij gaat maken. De wortels vormen de basis om krachtig en fier op aarde te staan. De boom groeit van binnenuit, ring voor ring komt er een laagje bij. De boom groeit in zijn eigen ritme en in zijn eigen tempo. Een groeiende boom vraagt rust en aandacht, soms geleiding, om goed te groeien. We kunnen de groei niet forceren door aan de boom te gaan trekken, dan beschadigen we de boom juist’.

Hoe vertalen we die metafoor van de boom naar het begeleiden van de bewoners?

We gaan ervan uit dat iedere bewoner over zijn eigen unieke talenten en mogelijkheden beschikt, al dan niet al tot ontwikkeling gekomen; zoals de kastanjeboom al in potentie in de kastanje aanwezig is.

‘De vruchtbare bodem’ wordt in het MMaM’ersHuis gevormd door een ontspannen veilige bedding van vertrouwen en de expliciete erkenning voor wie de bewoner is als persoon. Er is een basis van vertrouwen nodig, van ontspannen mogen zijn wie je bent, zonder de druk dat je eigenlijk anders moet zijn om erbij te horen. Deze basis helpt de bewoner om gaandeweg steeds meer vertrouwen te ervaren in de mensen om zich heen en daarmee ook in zichzelf. De bewoner krijgt de ruimte om te ervaren dat hij mag ontspannen en zich thuis kan voelen bij zichzelf en op de plek waar hij woont.

Dat staat in de metafoor van de boom gelijk met ‘het wortelen’, de eerste groeifase van de boom is zorgen voor een stevige basis middels het maken van wortels.

‘Vervolgens groeit de boom boven de grond. Ring voor ring, van binnen naar buiten.’
In de dagelijkse begeleiding betekent dit dat we aansluiten bij de innerlijke motivatie van de bewoner en bij zijn keuzes, mogelijkheden en interesses. Dat stimuleert de bewoner om zijn eigen wil aan te mogen spreken. Als iemand vanuit zijn eigen wil iets gaat doen, geeft dat een heel andere ervaring dan wanneer iemand iets doet omdat het moet van buitenaf. De eerste ervaring geeft een gevoel van bekrachtiging en stimuleert de innerlijke motivatie en natuurlijke behoefte tot ontwikkeling.

En dit alles vindt plaats in een cyclisch proces.
‘Die stevige basis van het wortelstelsel blijft voor de boom voorwaarde om weer een stukje te kunnen groeien.’
Zo blijft het belangrijk voor de bewoner om die basis van ontspanning en vertrouwen te ervaren, om weer een stapje in zijn ontwikkeling te kunnen maken. Dat is de dynamiek in de dagelijkse begeleiding: het bewegen tussen het bieden van de vertrouwde basis, uitnodigend zijn en “probeerruimte” geven. Vanuit die dynamiek stimuleren we de ontwikkeling van de bewoner, aansluitend bij zijn eigen innerlijke motivatie.

‘Als de boom stevig staat, goed geworteld is, laat hij er een nieuw tak bij groeien.’
Voor onze bewoners kan dat vertaald worden naar het op willen doen van nieuwe ervaringen, het ontplooien van talenten of vaardigheden, het nastreven van een doel wat iemand wil bereiken. Vanuit de situatie van je vertrouwd voelen en op je gemak met jezelf en in je omgeving, wordt je innerlijk motivatie wakker (symbolisch weergegeven door de wortels en de stam van de boom). Je verbindt je met je wat je wilt gaan ervaren, leren, ontplooien, bereiken en gaat (met passende ondersteuning) verder groeien in wie je bent en wat je kunt. Je maakt een nieuwe tak aan jouw levensboom.

Wat betekent deze visie op ontwikkeling en ondersteuning voor het dagelijks handelen?

De bewoner staat centraal in alles wat er gebeurt, het gaat om zijn eigen unieke leven.

De MMaM’ers methode helpt om voor iedere bewoner een passende begeleidingsstijl te vinden. Een manier van begeleiden die hem uitnodigt om zich te ontspannen en zich te openen voor de interactie met de ander, hoe klein de stapjes soms ook zijn. Het is in de verbinding met de ander dat de bedding van vertrouwen kan gaan groeien. In het zorg- en ondersteuningsplan wordt deze passende begeleidingsstijl beschreven.

Als we nog even terugkijken naar de metafoor van de boom dan zien we ‘dat de boom kan groeien omdat er een sapstroom is die continue door de hele boom stroomt. De sapstroom draagt de benodigde voeding voor de boom in zich en brengt dat naar de delen van de boom die dat nodig hebben. Zo blijft de boom in balans in zijn groei’

Wij vertalen die metafoor naar de mens, de bewoner die uit mag groeien tot wie hij werkelijk is. De sapstroom die de boom de voeding geeft om te groeien wordt in de MMaM’ers methode vertaald naar een aantal elementen die van wezenlijk belang zijn om als mens te kunnen groeien in wie je bent, met al je mogelijkheden en talenten. Deze elementen vormen belangrijke uitgangspunten bij het vormen van een passende begeleidingsstijl.

Deze elementen zijn de volgende:

Zijn wie je bent:

de bewoner krijgt van de begeleider in alles het gevoel mee dat het helemaal oké is wie hij is. De bewoner wordt gewaardeerd om zijn persoon, om zijn talenten, om zijn vaardigheden, om zijn inbreng. De begeleider ondersteunt de bewoner om steeds meer te laten zien wie hij in essentie is. Gedrag wat ontstaat door bijvoorbeeld angst, onveiligheid, controlebehoefte en/of onrust, kunnen je eigen ontspannen zijn overschaduwen. Dit wordt gezien als een hulpvraag waar de begeleider in overleg met het team op een individueel afgestemde manier mee aan de slag gaat. Vanuit de basis van waardering voor wie je bent, wordt de bewoner uitgenodigd tot ontwikkeling, tot verder kijken dan dat wat hij kent. Uiteraard afgestemd op waar de bewoner zelf aan toe is. Aansluiten bij mogelijkheden en interesses helpt de bewoner om zich veilig en vertrouwd te voelen.

Leren zonder druk:

naarmate je ouder wordt in onze maatschappij, komt er steeds meer druk te liggen op dingen moeten leren, moeten voldoen aan verwachtingen en moeten presteren. Uit ervaring blijkt echter dat juist een ontspannen en open basishouding van ontdekken en ervaren en het aansluiten bij de innerlijke motivatie nodig zijn, om ontwikkeling van binnenuit te laten ontstaan. Dat vormt het uitgangspunt in onze methode. Wat wil er van binnenuit tot ontwikkeling komen en hoe kunnen we daar bij aansluiten?
En ook, hoe kunnen we vanuit dat wat bekend en fijn is, een bruggetje maken naar nieuwe ervaringen die mogelijk meerwaarde hebben voor deze bewoner. Hoe stimuleren we de nieuwsgierigheid, zonder dat de bewoner druk ervaart, dat het nieuwe ervaringen op moét doen.

Keuzes kunnen en mogen maken:

in de dagelijkse begeleiding is het belangrijk dat daar waar mogelijk, de bewoner zijn eigen keuzes mag maken. Dat kan variëren van rekening houden met iemands voorkeuren tot het actief laten meedenken, over het invullen van de dag of het bepalen van persoonlijke wensen of doelen. Keuzes maken is niet voor iedere bewoner vanzelfsprekend. Vanuit respect voor iemands wens wordt via een creatieve benadering samen met de bewoner onderzocht en ervaren, wat die wens eigenlijk inhoudt en hoe dit vorm kan krijgen. Daarbij wordt rekening gehouden met kaders als bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en invloed op de medebewoners (sociaal). Hoe ga je om met de speelruimte tussen het vormen van je eigen keuzes en leren meebewegen met het ritme van de dag en de medebewoners.

Begeleiders blijven kijken naar: wat is een keuze vanuit controlebehoefte en wat is een keuze vanuit innerlijke motivatie.

Ontwikkelen op eigen niveau:

ontwikkeling vindt plaats vanuit de zone van naaste ontwikkeling. Iets proberen en/of doen wat net een stapje anders of moeilijker is dan wat je al kent, maar niet een te grote stap. Begeleiders dragen zorg voor een veilige “probeerruimte” waar de bewoner nieuwe ervaringen kan opdoen. Er is een persoonlijk afgestemde begeleidingsstijl, waar in het moment goed gekeken wordt wat er nodig is: bijvoorbeeld uitnodiging, ruimte geven, nabij blijven of wat afstand nemen. De bewoner krijgt zo optimaal mogelijk de kans om in een verantwoorde situatie nieuwe ervaringen op te doen en zich persoonlijk verder te ontwikkelen. Een belangrijk besef hierbij is dat de eigen ervaring veel meer waarde voor de bewoner heeft, dan een goed bedoeld advies van een begeleider. Daar waar mogelijk wordt het opdoen van de eigen ervaring gestimuleerd. Vanuit die eigen ervaring zal ook het maken van keuzes, vanuit een ander perspectief gedaan kunnen worden.

Naast dat de MMaM’ers methode de basis vormt om in het zorg- en ondersteuningsplan te komen tot een persoonlijk passende begeleidingsstijl, biedt het beeld van de boom ook een helder kader om te kijken naar ontwikkelingsvragen of -uitdagingen.
In vogelvlucht ziet dat proces er als volgt uit:

De Huidige situatie (ontwikkelingsvraag of -uitdaging)

‘De stam’ geeft de situatie weer zoals die nu is.

‘De wortels’ geven aan wat deze situatie in stand houdt, wat voeding geeft aan deze situatie

‘De kroon/takken’ geven aan wat het voortbestaan van deze situatie betekent voor de groei en ontwikkeling of het mens zijn van deze persoon.

Van hieruit wordt gekeken welke ontwikkelingsvraag of hulpvraag komt er uit deze analyse naar voren.

Gewenste verandering:

Dan wordt een tweede boom getekend

‘De stam’ wordt gevormd door de hulp- of ontwikkelingsvraag

‘De wortels’ geven aan wat er nodig is om deze hulp of ontwikkelingsvraag te beantwoorden, te begeleiden. Welke bedding is er nodig, welke voorwaarden, welke ondersteuning

‘De kroon’ geeft vervolgens aan wat dit de bewoner zou kunnen brengen in zijn groei en ontwikkeling, in zijn mens zijn.

Afspraken en acties

Het beeld van de gewenste verandering wordt vertaald naar concrete afspraken rondom begeleidingsstijl, acties en/of doelen. Hierbij worden onder andere alle elementen nagelopen, wat hierin nodig is om te behouden of juist te veranderen.

Heeft u vragen?